- Tentoonstelling: De bescherming van burgerlijke vrijheden
- De voortrekkersrol van het Europees Parlement
Het Europees Parlement zet zich sinds zijn ontstaan in om de mensenrechten te verdedigen en te bevorderen. Het Parlement heeft een groot aantal beleidsinitiatieven genomen op dit gebied, met name om ervoor te zorgen dat de Europese Gemeenschap het Europees Verdrag voor de rechten van de mens zou aannemen. Het Parlement vindt dat alle burgerlijke, politieke, economische en sociale rechten van de burgers van de lidstaten in aanmerking moeten worden genomen.
Reeds in 1975 betreurt het Parlement dat de mensenrechten niet worden genoemd in de oprichtingsverdragen van de Europese Gemeenschappen, die vooral economisch van aard waren. Daarom keurt het Parlement een resolutie goed waarin het erop hamert dat de nieuwe Europese Unie moet beschikken over een eigen Handvest van de grondrechten. Voor de leden van het Europees Parlement is dit een bevestiging van de politieke doelstelling om een verenigd Europa tot stand te brengen. Twee jaar later zetten de Parlementsleden de voorzitters van het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie ertoe aan in Luxemburg een verklaring te ondertekenen waarin zij zich namens hun instelling samen ertoe verbinden de grondrechten te eerbiedigen.
In 1984 keurt het Parlement een ontwerpverdrag over de Europese Unie (Spinelli-project) goed met een overweldigende meerderheid. Op grond van dat verdrag moet de Unie binnen de vijf jaar een verklaring over de grondrechten aannemen. Het Europees Parlement wordt meermaals bijgestaan door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen. Volgens de rechtspraak van het Hof moet het Unierecht namelijk de bescherming van de mensenrechten garanderen.
De Europese Akte, die op 1 juli 1987 in werking is getreden, herinnert aan de toezegging van de lidstaten om samen de democratie te bevorderen op basis van grondrechten zoals vrijheid, gelijkheid en sociale rechtvaardigheid. Maar het Europees Parlement wil verder gaan. Het is ervan overtuigd dat de eerbiediging van de mensenrechten onontbeerlijk is voor de legitimiteit van de Unie. Daarom neemt het Parlement op 12 april 1989 een Verklaring van de grondrechten en de fundamentele vrijheden aan en kondigt het deze af. Het roept de burgers ertoe op de verklaring actief te ondersteunen. Onder de grondrechten die het Europees Parlement wil verdedigen, vinden we nu ook de bescherming van het milieu en bepaalde sociale rechten, zoals het recht op sociale bescherming, het recht op onderwijs en de consumentenbescherming. Met deze tekst wordt aanzienlijke vooruitgang geboekt, en ook de Verdragen van Maastricht en Amsterdam zorgen intussen voor meer duidelijkheid, maar de verwachtingen van de leden van het Europees Parlement worden pas eind jaren negentig in aanmerking genomen.