Vorm geven aan Europa
De grenzen van Europa veranderen: de jaren 1990
Een toekomstvisie in een geherdefinieerd Europa
Een toekomstvisie in een geherdefinieerd Europa
De ontwikkeling van een Europa zonder grenzen zette zich in de jaren 1990 voort, met de toetreding van nieuwe lidstaten, de oprichting van de interne markt, grensvrij reizen en de invoering van de euro. Hoe reageerden de kiezers in het stemhokje?
1994: een nieuw Europa met een nieuw verdrag
De wereld aan de grenzen van de Europese Unie was sinds de voorgaande verkiezingen onherkenbaar veranderd. Duitsland was herenigd, terwijl het uiteenvallen van Joegoslavië leidde tot ernstige spanningen en uiteindelijk zelfs tot gewelddadige oorlogen die de komende tien jaar zouden tekenen.
Op 9 november 1989 was de Berlijnse muur gevallen na vreedzame demonstraties en protestmarsen van nieuwe Oost-Duitse maatschappelijke organisaties. Deze vreedzame revolutie maakte deel uit van een reeks gebeurtenissen, van de Solidarność-beweging in Polen, de Pan-Europese Picknick in Hongarije en de fluwelen revolutie in Tsjecho-Slowakije tot de Baltische Weg tot de gewelddadige revolutie in Roemenië. In Midden- en Oost-Europa gingen mensen de straat op om vreedzaam en verenigd op te komen voor democratie, vrijheid van verkeer en de rechtsstaat.
Binnen de EU ging de integratie verder. Het Verdrag van Maastricht werd ondertekend. Dit was een belangrijke mijlpaal, waarbij duidelijke regels werden vastgelegd voor de toekomstige gemeenschappelijke munt, het buitenlands en veiligheidsbeleid, en nauwere samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken. Het Europees Parlement kreeg een grotere rol in de besluitvorming toebedeeld, dankzij een proces dat bekendstaat als de medebeslissingsprocedure. Daarnaast moest het Parlement de samenstelling van de Europese Commissie vanaf dat moment goedkeuren voordat die in functie kon treden.
In 1993 ging de interne markt van start met twaalf EU-landen. Tussen deze landen konden vanaf nu goederen, diensten en kapitaal vrij worden verplaatst en konden mensen zich vrij bewegen. Vandaag de dag omvat de interne markt 27 EU-landen plus IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland.
De EU-burgers konden voor het eerst stemmen in hun land van verblijf, zelfs als ze de nationaliteit van dat land niet hadden. Zo konden ze hun democratische rechten uitoefenen, ongeacht waar ze in de EU woonden, waarmee een nieuwe stap werd gezet in de richting van een echte Europese democratie.
1999: gedaan met grenzen in Europa
Kiezers uit Oostenrijk, Finland en Zweden gingen voor het eerst naar de stembus voor de Europese verkiezingen.
In maart 1999 stapte de Europese Commissie onder president Jacques Santer op onder druk van het Europees Parlement.
Het Verdrag van Amsterdam trad in mei 1999 in werking. Daarmee werd de toepassing van de medebeslissingsprocedure vereenvoudigd en uitgebreid, en werd het Parlement op veel gebieden medewetgever naast de Raad. Daarnaast was een uitbreiding naar Oost-Europa in zicht.
Het Schengenakkoord van 1995 was van kracht geworden in de eerste zeven landen: België, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, Portugal en Spanje. Reizigers konden zich nu tussen deze landen verplaatsen zonder dat hun paspoort aan de grenzen werd gecontroleerd.
De topprioriteit van de kiezers was werkgelegenheid, gevolgd door maatregelen tegen drugs en criminaliteit, en milieu- en consumentenbeleid. Ook de crisis in Kosovo was een belangrijk thema voor het grote publiek.