- Tentoonstelling: Het leven in beweging
- Werelden in kleur en geluid
Voor het merendeel van de 20ste eeuw werden amateurfilms gemaakt in zwart-wit en zonder geluid. Dit veranderde geleidelijk vanaf de jaren 1960 en 1970, toen nieuwe mogelijkheden opkwamen voor het maken van films met kleur en geluid.
Kleurenfilm
Hoewel zowel kleurenfotografie als kleurenfilm al werden beoefend door amateurs begin 20ste eeuw, werden de technieken doorgaans weinig gebruikt vanwege de hoge kosten en het ingewikkelde productieproces. Zwart-wit fotografie en film bleven de norm tot ver in de jaren 1960.
Technisch gezien bestond kleurenfotografie en -film uit een additief of subtractief proces. Bij het additieve proces ontstond kleur door het toevoegen van verschillende kleurenfilters aan zowel de opgenomen als geprojecteerde afbeeldingen. Bij het subtractieve proces, geïntroduceerd in de jaren 1930, werden kleuren gereproduceerd door middel van cyaan, magenta en gele kleurstoffen of pigmenten.
Een Kodacolor filmrol uit ca. 1931.
Advertentie voor Kodacolor, gepubliceerd in The Illustrated London News op 8 juni 1929. Bron: Internet Archive
Vondelpark, een 16mm Dufaycolor kleurenfilm gemaakt door amateurfilmer Dick Laan. Bron: Nederlands Instituut voor Beeld & Geluid
Kodacolor was een van de eerste kleurenfilms voor amateurgebruikers, geïntroduceerd door Kodak als een 16mm filmstock in 1928. De film gebruikte een additief kleurproces, terwijl Kodachrome film, geïntroduceerd in 1935, juist een subtractief kleurproces hanteerde. Hoewel Kodachrome in eerste instantie werd geïntroduceerd voor 16mm film, werd het al gauw ook beschikbaar voor 8mm film en 35mm dia fotografie. Andere vroege kleurenfilms gebruikt door amateurs waren de Agfacolor, Pathécolor en Fujichrome omkeerfilms.
Amsterdam in kleuren, een portret van het stadsleven in Amsterdam in 1940, gefilmd in Agfacolor door de Nederlandse amateurfilmer Piet Schendstok. Bron: Nederlands Instituut voor Beeld & Geluid
In 1961 introduceerde Kodak de Kodachrome II: een verbeterde versie van de eerdere Kodachrome kleurenfilm. Het was uitgerust met een hogere filmgevoeligheid en verbeterde beeldkwaliteit. Kodachrome II, later ook beschikbaar voor Super 8 film, ontwikkelde zich tot een van de populairste kleurenfilms van de 20ste eeuw.
Een Kodachrome 40 kleurenfilm in een Super 8 filmcassette.
Schaatsen, Super 8 Kodachrome II kleurenfilm, gemaakt door Nederlandse amateurfilmer Frits Huyse. Bron: Nederlands Instituut voor Beeld & Geluid
Met Super 8 film werd het opnemen van kleurenfilms geleidelijk de norm. Super 8 cassettes waren in eerste instantie zelfs alleen maar beschikbaar in kleurenfilm. De opkomst van de kleurentelevisie in 1967 en ontwikkelingen in amateurkleurenfotografie droegen verder bij aan de overgang van zwart-wit naar kleur in het maken en vertonen van amateurfilms.
De opkomst van de kleurenfilm leidde tot nieuwe praktijken en genres in het amateurfilmen, zoals het vaker filmen van bloemen, tuinen en andere kleurrijke objecten en landschappen. Ook de vakantiefilm, een populair familiefilm-genre, werd steeds meer in kleur gefilmd.
Keukenhof, opnames van de Nederlandse bloemenvelden, gemaakt door amateurfilmer Hans Bartels in de jaren 1950. Bron: Nederlands Instituut voor Beeld & Geluid
Burfield, een filmcompilatie van verschillende scènes van bloemen en tuinen, het strand, spelende kinderen, een zomers schoolfeest en stilleven composities, ca. 1936. Bron: Screen Archive South East, United Kingdom
Advertentie voor een 'Brownie Movie Camera', ca. 1961. Bron: Internet Archive
Geluidsfilm
Net zoals bij kleurenfilms, maakten amateurs al geluidsfilms aan het begin van de 20ste eeuw.
De eerste amateurgeluidsfilmsystemen die speciaal ontwikkeld waren voor thuisgebruik kwamen op in de jaren 1920 en 1930, bijvoorbeeld de DeVry Cine-Ton projector (1928), Western Electronic Sound-on-Disc opnamesysteem (1930) en de RCA-Victor 16mm sound-on-film camera (1935). Het RCA-Victor 16mm optische geluidsfilmsysteem was vooral gemaakt om de stem op te kunnen nemen van degene achter de camera. (Bekijk en beluister hier een Amerikaanse 16mm amateurgeluidsfilm uit 1936-1937.)
Deze vroege elektronische en optische geluidsfilmsystemen waren behoorlijk aan de prijs, ingewikkeld in gebruik en beperkt op technologisch gebied. Slechts enkele amateurs experimenteerden met het maken van geluidsfilms gedurende deze vroege jaren.
Vroege geluidsfamiliefilm gemaakt door de Nederlandse amateur filmmaker Henk van den Bussche rondom 1928-1934. Bron: Collectie Eye Filmmuseum
De Manderslootjes, een geluidsfilm gemaakt door amateurfilmer Cor Mandersloot in 1934. Bron: Nederlands Instituut voor Beeld & Geluid
Uitleg systeem filmvertoning Emile Timan, waarin de Nederlandse amateurfilmer Emile Timan (1917-2011) uitlegt hoe hij zijn 8mm geluidsfilms maakte, inclusief de vertoning gepaard met een 78-toeren platenspeler. Bron: Nederlands Instituut voor Beeld & Geluid
Met de opkomst van magnetische geluidsopname-technologieën in de jaren 1950 en 1960, werd het eenvoudiger voor amateurs om geluidsfilms te maken. Bij de eerste magnetische geluidsfilmsystemen was het mogelijk om een magnetische geluidsstrip aan de 16mm film toe te voegen nadat de film was opgenomen, ontwikkeld en bewerkt.
Magnetische geluidsfilmopname- en vertoning, advertentie gepubliceerd in het Nederlandse amateurfilmtijdschrift Het Veerwerk in de jaren vijftig.
De lancering van verschillende Super 8 geluidsfilmcamera’s stimuleerde het maken van amateurgeluidsfilms nog verder. Het Ektasound opname- en synchronisatiesysteem van Kodak, geïntroduceerd in 1973, gaf amateurs de mogelijkheid om direct geluidsopnames te maken door middel van de zogeheten “pre-striped” Super 8 film: een klein stukje magnetische strip gehecht aan de niet-geperforeerde zijde van de film.
Kodak Ektasound 140 filmcamera, ca. 1974-1977.
De Kleuterschool, een Super 8 film gemaakt door amateurfilmer G. Sanders in de jaren 1970. Bron: Nederlands Instituut voor Beeld & Geluid
Cheeseroll, amateurfilm gemaakt door Vladimir Murtin over het evenement waar kaas van een heuvel wordt gerold op Cooper’s Hill in Gloucester, Engeland. Bron: Nederlands Instituut voor Beeld & Geluid
Super 8 geluidsfilmprojector, 1974-1975.
Ondanks deze nieuwe mogelijkheden voor amateurs en families om hun eigen geluidsfilms te maken, bleven de meeste amateurfilms geluidloos tot ver in de jaren 1970 en 1980, toen de mogelijkheden voor synchrone opname en vertoning van geluid en bewegend beeld verder werden vergroot met de komst van elektronische videosystemen voor de consument.